Auteur:

Gepubliceerd op: 17-06-2021

De VVSG nam deel aan de hoorzitting over het wijzigingsdecreet wonen dat donderdag 17 juni plaatsvond in de commissie wonen van het Vlaams parlement. Dit decreet biedt voornamelijk het kader voor de vorming van de woonmaatschappijen en legt een basis voor het toewijsbeleid van de sociale woningen.
 

Bepalende uitgangspunten


Kris Snijkers, algemeen directeur, benadrukte er nogmaals de uitgangspunten waar de vorming van de woonmaatschappijen voor de lokale besturen moet van uitgaan: de woonmaatschappij moet in staat zijn om het sociaal woonaanbod zowel kwalitatief als kwantitatief te verbeteren. Daartoe moeten de sterktes en specifieke kenmerken, taken en eigenheden van de verschillende actoren behouden kunnen blijven. Idealiter worden die  zelfs versterkt. VVSG benadrukt daarbij ook dat de huurder centraal moet staan bij de vorming van de woonmaatschappij.
 

Kansen op regie


De VVSG gelooft dat de woonmaatschappij een sterke partner kan zijn van het lokale bestuur in het verdere lokale en regionale (sociale) woonbeleid. Het ontwerpdecreet en de evolutie naar de woonmaatschappij bieden volgens de VVSG kansen op een sterkere regierol, onder andere door de verzekering in het ontwerpdecreet dat de groep van lokale besturen minstens 50% + 1 van de stemrechten in de algemene vergadering zal hebben. Ook ziet de VVSG kansen in de comités die het ontwerpdecreet voorziet om lokale besturen sterker te betrekken en meer zeggenschap te geven in de woonmaatschappij. Maar tegelijk vragen we aan de Vlaamse regering om snel duidelijk te maken wat de potentiële invulling en de mogelijkheden van die comités kunnen zijn. Dit is vandaag nog niet helder voor lokale besturen.
 

Veel onduidelijkheid en onzekerheid op het terrein


De VVSG haalde daarnaast aan dat er op het terrein nog heel wat onduidelijkheden en onzekerheden zijn, die een effect hebben op de vorming van de werkingsgebieden. Dit heeft ook zijn weerslag op de vorming van de werkingsgebieden. We zien daarin een trend naar ‘kleinere’ werkingsgebieden. De VVSG merkt ook op dat de gemeenten er een verschillend tempo op aanhouden. In verschillende regio’s zijn al diverse gesprekken gevoerd, in andere verloopt het trager. Daar zijn, naast de genoemde onduidelijkheid, vaak goede redenen voor. Zo verwees de VVSG specifiek naar de regiovorming, die vertraging opliep en die vandaag in Limburg, nog niet is afgerond. Dit zet natuurlijk een rem op de afbakening van de werkingsgebieden van de woonmaatschappijen. Het zal dus toch onzeker zijn of elke gemeente tijdig een voorstel bij de Vlaamse Regering kan indienen. De VVSG stelde expliciet de vraag naar de procedure die de Vlaamse regering zal hanteren bij de vaststelling van de werkingsgebieden die de gemeenten voorstellen. Hoe zal de Vlaamse regering omgaan met eventuele uitzonderingsaanvragen? Hoe zal de Vlaamse regering oordelen over het vooropgestelde criterium dat de expertise en deskundigheid van de woonactoren moet gewaarborgd worden? Huurpunt stelde hier een duidelijke norm voorop van 150 SVK-woningen of minstens een realistisch groeipad hiernaartoe.

De andere actoren haalden ook nog andere, terechte, aspecten aan die nog verder moeten uitgewerkt en verduidelijkt worden, zoals de patrimoniumoverdracht, het toewijssysteem, de prestaties waaraan voldaan moet worden, ….
 

Toewijzing van sociale woningen


Het ontwerpdecreet legt ook een basis voor een nieuw toewijzingssysteem. De VVSG meent dat de toewijzingsraad een forum kan zijn om expertise en praktijkervaring van de woon- en welzijnsactoren bij elkaar te brengen. We menen dat het werken via een toewijzingsraad over het werkingsgebied heen een positief element kan zijn, dat ook ten goede kan komen van een lokaal en regionaal beleid.

In hetgeen voorligt in het ontwerpdecreet ziet de VVSG ook mogelijkheden en kansen om een toewijzingsbeleid op maat van de gemeente te maken. We pleiten er wel voor dat er realistische simulaties gebeuren om te kunnen verzekeren dat kwetsbare kandidaat huurders een even grote kans als vandaag hebben om toegang te hebben tot een sociale huurwoning. We verwezen daarbij onder andere naar de doorstroom uit de noodwoningen.
 

Financiering voor de woonbeleidsconvenanten
 

De VVSG hield ook, net als de andere actoren, een pleidooi om gemeenten die reeds 15% sociale woningen hebben toch toe te laten een woonbeleidsconvenant af te sluiten, zodat ook die gemeenten het sociaal woonaanbod nog kunnen uitbreiden. Wel benadrukten we dat de eerste doelstelling moet zijn dat elke gemeente het BSO haalt en dat financiering in eerste plaats naar die gemeenten moet gaan.  
 

Het personeel van de woonmaatschappij
 

Tot slot gaven we ook mee dat het personeel van de woonmaatschappij de woonmaatschappij zal maken. De zorg voor het personeel, het behoud ervan, het ervoor zorgen dat zij kwaliteitsvol en met goesting zullen kunnen werken is een belangrijk element in het hele traject waar veel aandacht moet aan geschonken worden en waar nog veel werk op de plank ligt, voor de Vlaamse overheid en voor de actoren. Vanuit de VVSG hebben we specifiek aandacht gevraagd voor de OCMW –SVK’s en SVK welzijnsverenigingen, en de impact op hen.

De andere koepelorganisaties (VVH en Huurpunt) bevestigden veel van deze signalen en haalden er ook nog diverse andere aan.

Herbekijk de integrale hoorzitting via het YouTube-kanaal van het Vlaams parlement.

Joris Deleenheer