Auteur:

Gepubliceerd op: 24-02-2021

UPDATE 3.10.2022: De federale regering keurde op 30 september 2022 een voorontwerp van wet goed over de herinvoering van dit recht op klein verlet voor werknemers met het oog op het toegediend krijgen van een Covid-vaccin. Concreet komt het voorstel erop neer dat elke werknemer met een arbeidsovereenkomst bij een werkgever opnieuw het recht krijgt om van het werk afwezig te zijn, met loonbehoud, om zich te laten vaccineren, en dit gedurende de hiervoor nodige tijd. De werknemer heeft dit recht eveneens om een minderjarig kind dat met hem samenwoont te begeleiden gedurende de tijd die nodig is om dit kind te laten vaccineren, of om een meerderjarige met een handicap of onder voogdij te begeleiden, ongeacht of het om zijn eigen kind gaat of om iemand over wie de werknemer het wettelijk voogdijschap uitoefent, en dit gedurende de hiervoor nodige tijd.

Het voorontwerp van wet ligt bij de Raad van State voor advies. De verlenging van het vaccinatieverlof  geldt wel al vanaf 1 oktober 2022 tot en met 31 december 2022. Indien de omstandigheden het vereisen, kan deze einddatum bij KB na overleg in de ministerraad worden uitgesteld tot uiterlijk 31 maart 2023.

UPDATE 4.02.2022: Door een wetswijziging is het vaccinatieverlof uitgebreid tot het begeleiden van minderjarige kinderen en meerderjarige personen met een handicap of onder voogdij.

Zo hebben werknemers het recht op vaccinatieverlof eveneens om: 

  • een minderjarig kind, dat met hem samenwoont, te begeleiden gedurende de tijd die nodig is om dit kind te laten vaccineren tegen het coronavirus COVID-19. Wanneer de werknemer samenwoont met de andere ouder van het kind, kan dit recht voor éénzelfde periode slechts door één van hen worden uitgeoefend;
  • een meerderjarige persoon met een handicap of onder voogdij te begeleiden, ongeacht of het om zijn eigen kind gaat dan wel om iemand over wie hij het wettelijk voogdijschap uitoefent, en wel gedurende de tijd die nodig is om die persoon tegen het COVID-19-coronavirus te laten vaccineren. 

Een medewerker van een lokaal bestuur wordt opgeroepen om zich te laten vaccineren tegen Covid-19. Krijgt hij of zij hiervoor betaald verlof? Nu de eerste uitnodigingen voor de vaccinatie de deur uitgaan, dringt deze vraag zich op.

Traditiegetrouw moeten we voor het antwoord op de vraag een onderscheid maken tussen statutair en bij arbeidsovereenkomst aangesteld personeel:

  • Voor de contractanten werkt de federale overheid aan een wetswijziging. Elke werknemer verbonden met een werkgever door een arbeidsovereenkomst zal tot 31 december 2021 het recht hebben om van het werk afwezig te zijn, met behoud van loon, zodat hij of zij zich kan laten vaccineren. Om gerechtigd te zijn op het loon moet de werknemer de werkgever vooraf verwittigen en een bewijs van vaccinatie kunnen voorleggen. (Wet 28 maart 2021 houdende toekenning van een recht op klein verlet voor werknemers met het oog op het toegediend krijgen van een vaccin ter bescherming tegen het coronavirus COVID-19, BS 9 april 2021). Verdere lokale besluitvorming is niet nodig, aangezien de wet onmiddellijk uitvoerbaar is vanaf 9 april 2021 (dit is de dag van publicatie in het Belgich Staatsblad).
  • Voor het statutair personeel kunnen besturen nu al in dienstvrijstelling voorzien voor de benodigde tijd (Rechtspositiebesluit van 7 december 2007, artikel 218). Dezelfde voorwaarden als voor het contractueel aangestelde personeel - nl. verwittiging vooraf, bewijs en tijdelijke regeling - kunnen toegepast worden op medewerkers in statutair dienstverband. In voorkomend geval moet de rechtspositieregeling gewijzigd worden door het terzake bevoegde orgaan.  Dit is de raad, of, na delegatie, het college van burgemeester en schepenen en het vast bureau. Voorafgaandelijk aan een wijziging van de rechtspositieregeling moet er met de representatieve vakorganisaties onderhandeld worden (toepassing Wetgeving Vakbondsstatuut).
Marijke De Lange