Om vanuit het perspectief van de lokale besturen het financiële beleid van de federale overheid te bespreken, is er niemand beter geplaatst dan Vincent Van Peteghem, federaal minister van Financiën en tegelijk titelvoerend burgemeester van De Pinte. Maar waar voelt hij zich zelf het meeste thuis? Minzaam vertelt hij waarom hij beide apprecieert. ‘Sinds 2012 ben ik gemeenteraadslid en ik ben altijd lokaal actief gebleven, nu ben ik titelvoerend burgemeester én gemeenteraadsvoorzitter. Maar ik zit ook al sinds 2016 in het Federale Parlement. Als burgemeester heb je impact op politie, brandweer, mobiliteit en beheer je de gemeentelijke financiën, dat is nu eigenlijk niet anders geworden. Ik heb het federale niveau leren waarderen, want het is toch op dit niveau dat het land in een nieuwe plooi kan worden gelegd, met belangrijke hervormingen. Je kunt er dingen doen bewegen. Wanneer een land en zijn oude structuren verroest dreigen te raken, dan zijn het vaak de lokale besturen die daar de eerste gevolgen van dragen.’
Hebt u heimwee naar de dorpspolitiek?
‘Ik ben graag tussen de mensen, het is dat wat me de energie geeft om door te gaan. Op federaal niveau zit ik in een zeer waardevolle positie, ik heb de kans om keuzes te maken over de toekomst van ons land, maar je mist er wel de nabijheid en het contact, het puur operationele. Ik heb het lokale ook nodig, niet enkel voor mijn beleid, maar ook voor mezelf. Het toont je waarom je het doet, voor wie je het doet. Als je lokaal werkt, is er meer persoonlijke interactie en kun je sneller iets doen bewegen. Dat wordt dikwijls gezegd maar dat is ook honderd procent waar. Federaal gebeuren tal van heel belangrijke zaken, maar het raakt minder snel tot bij de mensen. Dat is een uitdaging van onze tijd. Ook als minister heb ik in mijn hoedanigheid als voorzitter van de gemeenteraad bijna alle gemeenteraden gevolgd, zoveel waarde hecht ik eraan.’
‘Op het federale niveau zijn er ook een aantal zaken die een heel concrete impact hebben op de gemeenten. Denk aan de trend van bedrijfswagens, je ziet nu veel meer elektrische auto’s, daar zijn in een gemeente laadpalen voor nodig. Federaal hebben we beslissingen genomen om de NMBS-stations toegankelijker te maken, daar voel je lokaal de effecten van. Er is ook de federale impact van de financiering op de brandweer en de politie. De extra financiering van de brandweer heeft invloed op je eigen meerjarenplan.’
‘In De Pinte hebben we het lokale dossier om een nieuw commissariaat voor de politie te bouwen die nog altijd in de oude rijkswachterskazerne zit. Dat zal positieve gevolgen hebben voor het korps en de zone. Er liggen lokaal nog uitdagingen te wachten waarover finaal federaal wordt beslist, denk maar aan de fusies van de politiezones.’
Over fusies gesproken, hoe groeit de relatie tussen De Pinte en Nazareth?
‘Nazareth heeft aan het begin van de beleidsperiode aan alle buurgemeenten gevraagd of er interesse was voor een fusie en De Pinte heeft als enige gemeente positief gereageerd. Ondertussen hebben we na het opstellen van een profielschets ook al een participatietraject doorlopen, begin deze zomer valt de beslissing.’
Bent u voorstander van deze fusie?
‘Zowel De Pinte als Nazareth staat voor belangrijke uitdagingen in de toekomst. Ook bij kleine lokale besturen staan het klimaat en mobiliteit hoog op de agenda. Je moet als gemeente slagkrachtig zijn om zulke uitdagingen aan te gaan. Voor verschillende aspecten bots je op je grenzen, in beide gemeenten zijn er te veel eenmansdiensten en dat is een hindernis voor een goede dienstverlening. We hebben een diensthoofd dat tegelijk mobiliteit en openbare werken moet opvolgen, dat is allesbehalve ideaal. Dat geldt ook voor de lokale politiezones, elke zone heeft tegenwoordig een expert cyberveiligheid nodig. Als de zone te klein is kun je niet gespecialiseerd genoeg zijn.’
In De Pinte is de fiscaliteit ook een hangijzer, we hebben nauwelijks industrie terwijl Nazareth meer gediversifieerd is. Op lange termijn biedt een fusie dus zeker voordelen. Tijdens het participatietraject hoorden we hoezeer de burgers willen dat het bestuur op mensenmaat blijft, met politici die geëngageerd zijn. Samen zouden we met 23.000 inwoners de tachtigste gemeente in Vlaanderen zijn, met vier dorpskernen met elk hun eigenheid. Zo blijf je dicht bij de burgers. We moeten niet flauw doen, er is ook een meer gedwongen motivatie: over vijf of tien jaar kunnen er gedwongen fusies aankomen. Met onze hogere inkomsten uit de personenbelasting, ondanks een lagere tarief, zijn we dan misschien een aantrekkelijke bruid voor Gent. Daar hebben we geen zin in. We willen een fusie op mensenmaat en met Nazareth kunnen we als gelijkwaardige partners in zee gaan, we kennen gelijkaardige uitdagingen. Ik geloof dat door een fusie beide gemeenten erop vooruit kunnen gaan.’
De gemeentelijke aanvullende personenbelasting wordt berekend als een percentage boven op de federale (en Vlaamse) personenbelasting. Als die laatste zakt, zakt bij gelijke gemeentelijke percentages ook de opbrengst voor de gemeenten. Dat is een heikele zaak voor de gemeenten. Ziet u hiervoor een oplossing?
‘Onze eigen gemeente is voor haar inkomen grotendeels afhankelijk van het inkomen van de eigen inwoners. Als de federale overheid daaraan iets verandert, voel je dat lokaal direct, zoals bij de taxshift van tien procent van de regering-Michel. Op een budget van vijf miljoen euro is tien procent een aanzienlijk bedrag. Het is niet simpel om hiermee om te gaan. Ik wil hierover nadenken, zodat de gemeentelijke inkomsten minder variabel worden want ik begrijp die bezorgdheid.’
‘Vanuit de federale regering willen we de lasten op arbeid verminderen, het is uiteraard niet de bedoeling dat de lokale besturen de lasten op arbeid daarop zelf opnieuw zouden verhogen om een budgettair evenwicht te bekomen. We moeten ervoor zorgen dat de gemeente zelf meer instrumenten heeft. Er moet een evenwicht zijn tussen de veel stabielere onroerende voorheffing en de aanvullende personenbelasting. Je moet dat binnen een groter kader bekijken.’
Is de verhoging van het kadastraal inkomen dan een mogelijk spoor?
‘De gemeente moet minder afhankelijk worden van de aanvullende personenbelasting. De vraag die we ons moeten stellen is hoe je de lasten op arbeid kunt verlagen en tegelijk de lokale besturen toch een stabiele i n k om s t e n b a s i s kunt geven, want hun inkomsten zitten bij de aanvullende personenbelastingen waarover de federale overheid gaat en bij de onroerende voorheffing die een regionale bevoegdheid is.’
‘Een aantal lokale besturen zoals Gent of De Pinte hebben een sociale belastingshift doorgevoerd door de opcentiemen op de onroerende voorheffing te vermeerderen en het percentage van het APB te verminderen, zodat ze daar minder van afhankelijk zijn. Een woning kun je niet zomaar verplaatsen, er zit minder speling op de inkomsten van je woning.’
Zijn er nog andere mogelijkheden om de gemeentekas te spijzen? ‘We hebben al kunnen realiseren dat de lokale overheden minder btw moeten betalen op publieke werken. Volgens een Europese richtlijn was het tot voor kort niet mogelijk een jeugdlokaal te bouwen of een weg aan te leggen met een verlaagd btw-tarief. Op onze vraag is die Europese richtlijn aangepast en kan het nu dus wel aan het verlaagde tarief. Zo hoeven gemeenten niet meer per se intergemeentelijk of via een autonoom gemeentebedrijf te bouwen. Zo vermijden we dat investeringen zonder controle van de gemeenteraad gebeuren en de schuld niet in de lokale begroting zit.’
Ziet u nog mogelijkheden?
‘Het is iets anders, maar het werd zeer gewaardeerd dat we op het moment dat alle lokale besturen plots werden geconfronteerd met de gevolgen van de energiecrisis – weliswaar eenmalig – de bijdrage ineens voor veertien maanden hebben gestort. Tot nog toe werden de inkomsten voor de gemeenten gestort van november tot oktober. We hebben dat herwerkt en gaan dat vanaf nu per kalenderjaar doen, dus van januari tot december. Dit boekhoudkundig systeem is accurater.’
Een aantal grensgemeenten vragen om de aanvullende personenbelastingen op het inkomen van grensarbeiders billijker te berekenen.
‘Dat begrijp ik. Sinds de eerste dag van mijn ministerschap staat dit op onze agenda, want de problematiek kwam heel nadrukkelijk naar voren tijdens de coronacrisis. Je betaalt belastingen op de plaats waar je werkt, maar het kan uiteraard niet de bedoeling zijn dat gemeenten een nadeel ondervinden van het feit dat inwoners voor een buitenlandse werkgever werken. We zetten daar stappen vooruit. Wie nu in Luxemburg werkt, kan ook 34 dagen per jaar thuiswerken in België zonder belastingen in België te betalen, maar terzelfdertijd werd een degelijke compensatie afgesproken. Zo kunnen deze mensen flexibel werken en is er een compensatie voor de lokale besturen die hierdoor inkomsten derven. Luxemburg betaalt deze Belgische gemeenten zo’n slordige veertig miljoen euro. Nu is er ook een vraag vanuit Nederland en Frankrijk om dat aantal dagen te verhogen.’
Vanuit de verenigingen van steden en gemeenten ligt er al een tijd een vraag voor om een structureel financieringsprobleem van het Gesolidariseerde Pensioenfonds op te lossen, maar op het voorbije begrotingsconclaaf werd hierover niets beslist. Nochtans is het dringend, want eind dit jaar moet er anders iets onwettelijks gebeuren. Wat denkt u hierover?
‘Voor de tweede pijler van de contractuele ambtenaren was er een bonus-malussysteem uitgewerkt: gemeenten die zo’n tweede pijler verzorgden, kregen een voordeel, wie het niet deed, moest opdraaien voor het systeem. Nu voorzien zo goed als alle gemeenten in zo’n aanvullend pensioen. Het systeem is van start gegaan met de juiste doelstelling, maar nu zijn er dus financieringsproblemen. De minister van Pensioenen is zich bewust van het probleem maar het is budgettair geen eenvoudig verhaal. Het zal binnen de begrotingsopmaak in het najaar aan bod komen.’
Is dat nog voor deze regering?
‘Zeker is dat nog voor deze regering.’
In onze podcast De Lobby over de zitdagen belastingen beloofde u dat deze zitdagen dit jaar opnieuw lokaal georganiseerd kunnen worden, maar sommige lokale besturen krijgen geen of een negatief antwoord van de regionale belastingkantoren. Wat nu?
‘Ik ben trots dat er vorig jaar in niet minder dan 311 gemeenten zitdagen georganiseerd hebben, geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt dit af te schaffen. Ik heb vorig jaar zonder aarzelen beslist om na de coronaperiode opnieuw vol de kaart te trekken van de nabije, fysieke hulp voor het invullen van de belastingaangifte. Want ondanks dat vorig jaar opnieuw 8% meer mensen de weg vonden richting tax-on-web, betekent dit niet dat iedereen zonder problemen de aangifte kon invullen. De zitdagen zijn bovendien niet de enige fysieke hulp waar inwoners op konden rekenen.
Onze administratie heeft belastingplichtigen die in 2022 hulp hebben gevraagd, dit jaar proactief opgebeld om hen die hulp opnieuw aan te bieden. Voor 2023 werden al 85.000 afspraken vastgelegd met burgers om hun aangifte samen in te vullen in een kantoor van de FOD, of om dat samen telefonisch te doen. Belastingplichtigen krijgen die keuze voorgelegd. We zien dat 97% van de mensen verkiest om die hulp telefonisch te krijgen, de rest komt liever naar kantoor. Uiteraard kent de FOD haar limieten, maar de medewerkers van de FOD doen hun uiterste best om op zoveel mogelijk plekken in het land fysieke hulp aan te bieden.’
Belastingbrieven moeten nu ook allemaal op 15 juli binnen zijn. Waarom is dat? Is een grotere spreiding niet handiger voor de FOD?
‘De laatste twintig jaar werd de uiterste datum van indiening almaar uitgesteld.’
‘Daarom hebben we het systeem herwerkt. Vroeger bestond het onderscheid tussen zelf invullen of via een mandataris, nu maken we het onderscheid tussen een eenvoudige en een complexe aangifte. Al wie een eenvoudige aangifte heeft en dus alleen deel 1 moet invullen, moet die inzenden voor 15 juli, zo krijgt iedereen ook sneller terugbetalingen en is er sneller een overzicht. De complexe belastingbrieven moeten niet per se via een mandataris gaan, maar krijgen meer tijd, tot oktober. Dat is duidelijker.’ —
Marlies van Bouwel is redacteur Lokaal | Beelden Stefan Dewickere
Voor Lokaal zomer 2023